O van OVERLEVER

Stationscène

Literaire Scheurkalender, 12-9-2007

Omdat ik nog een kwartier de tijd heb voordat mijn trein vertrekt, zit ik aan een tafeltje in een koffiehoek van de stationsgang. Er komt een kleine magere trekkebeen op sportschoeisel binnengekwakkeld, die een zwarte broek, vuilgele fleece en grauwkleurige muts draagt. Ik kan niet zien of het om een hij of zij gaat, evenmin als ik kan inschatten of hijzij een bedelaar of gek is. De hoe dan ook marginale klant pulkt met spastische handbewegingen een verfrommeld briefje van 5 euro en veel kleingeld uit zijnhaar broekzak en toont dat geld eerst aan de buffetdame vooraleer stotterend en wijzend om een koffie en broodje te vragen.
Jambon ou fromage?” vraagt de dame, “ham of kaas?”
Zij weifelt tussen vriendelijkheid en ongeduld, ik wankel tussen afkeer en medelijden. Het wordt ham. Met trillende handen en bibberend lijf pakt hijzij het minidienblad met zijnhaar bestelling van de toog en gaat aan het tafeltje schuin voor het mijne zitten. Hijzij doet zo traag en aandachtig melk en suiker in de koffie dat het zonder morsen lukt en begint met kleine happen van het broodje te eten op een manier die ik alleen als “precieus” kan omschrijven – voorzichtig, zorgvuldig, bijna nuffig. Dit is een vrouw, denk ik, en een koppige overlever. 

“Want de verteller zet een waar verhaal graag naar zijn hand.”

Brigitte Raskin