K van KLIMAAT

De tijd dringt, Brieven van Grootouders voor het Klimaat. Epo, 2023

Beste generatiegenoten,

Om te beginnen en de toon te zetten van deze open brief, beken ik beschaamd dat ik ‘De grenzen aan de groei’, het fameuze eerste rapport van de Club van Rome, niet meer tussen mijn boeken heb staan. In de loop van de voorbije decennia heb ik de vergeelde Aulapocket met de grijze cover blijkbaar meegegeven met het oud papier, ‘iets uit de vorige eeuw’ kan ik weer hebben gedacht. En dan te weten dat de Club van Rome warempel, stel ik nu vast, werd opgericht in april 1968, nipt voordat de slogans van mei ’68 kleur en klank gaven aan onze generatie van relschoppers en gezagsontrouwen.

Toen het rapport in 1972 verscheen, was ik niet de enige van ons die niet voor de politiek en wel voor de journalistiek had gekozen. Dat het saaie boekje me goed is bijgebleven, moet ermee te maken hebben dat ik het zelf recenseerde in het progressieve weekblad ‘de nieuwe’. De actualiteit van de dag was toen het geweld in Noord-Ierland en de oorlog in Vietnam, terwijl mijn artikel over ‘De grenzen aan de groei’ als titel ‘De ineenstorting in 2100’ kreeg. Dat is ook nu nog verre toekomst, een jaar waarin ik er niet meer zal zijn en mijn trio kinderen hoogstwaarschijnlijk ook niet en waarin mijn kleinkinderen respectievelijk 91, 84 en 82 kunnen worden. Maar dat belet niet dat wat in ‘De grenzen aan de groei’ staat vandáág nog meer brandend actueel is dan destijds. Ik, met niet langer het boekje en wel mijn artikel erover bij de hand, citeer mezelf: ‘Kortom, redenen te veel om ons zorgen te maken niet zozeer over ons eigen overleven, maar wel over dat van onze kinderen en kleinkinderen. Want in 2100 […] kan de groei van de wereld al tot staan gekomen zijn en kan de mens toe zijn aan wat de grensoverschrijding of ineenstorting wordt genoemd.’

Was mijn desondanks daarop volgende zorgeloosheid over wat de mensheid te wachten staat die van ons allemaal? Heeft onze generatie zich inderdaad schuldig gemaakt aan wat Greta Thunberg ons verwijt, het voorrang geven aan geldgewin en geloven in de ‘sprookjes over eeuwige economische groei’?

Laat me eerst op de verzachtende omstandigheid wijzen dat onze ecologische voetafdruk klein was in de jaren dat dit meetinstrument van misdadigheid nog niet bestond – mijn niet onbemiddelde ouders zaten nooit in een vliegtuig, mijn eerste vlucht was beroeps, naar Belfast, toen ik 25 jaar oud was. Laat me ook meteen bekennen dat we voorrang gaven aan ons eigen leven vol toenemend comfort, intense beroepsbezigheid, veelzijdige belangstelling en wisselende actualiteit. Er werd weliswaar ik weet niet meer wanneer alarm geslagen over het gat in de ozonlaag, maar dat werd dan niet groot genoeg om ons te doen doemdenken.  

Terwijl we Greta Thunberg nu natuurlijk groot gelijk moeten geven. Wij zijn schandelijk laat, hopelijk niet fataal té laat, de ongemakkelijke waarheid over de klimaatverandering onder ogen gaan zien, de Inconvenient Truth. Onze generatiegenoot Al Gore was 58 toen hij, aan zijn politieke carrière voorbij, zich ontpopte tot klimaatactivist en hij of Greenpeace of een andere groep voortrekkers ons wakker schudde uit onze welvaartsslaap. Het engagement van Gore werd overigens binnen de kortste keren verdacht gemaakt, want je moet tegenwoordig al een scholiertje met vlechtjes zijn om je vrank en vrij en politiek ongebonden voor iets in te kunnen zetten.

We zijn oud, eindig en nietig en onze generatie is al even uitgedund als het haar van vooral de mannen onder ons. Maar goed, tijdelijkheid en kleinschaligheid mogen geen excuus zijn voor passiviteit, laat staan voor onverschilligheid. En dus verheugt het me dat ik, wanneer ik de lijst overloop van de ‘ambassadeurs’ die het engagement van de Grootouders voor het Klimaat ondersteunen, tientallen van jullie tegenkom, in de vorige eeuw mijn medestanders voor andere behartenswaardige doelstellingen, vandaag mijn generatiegenoten die ook de ongemakkelijke waarheid onder ogen zien.

‘Eerst handjes wassen,’ zeg ik tegen mijn jongste kleinkinderen wanneer het etenstijd is. Waarop Mina van zes de waterkraan opendraait, haar handjes nat maakt, de kraan toedraait en dan pas haar handjes inzeept. ‘Water sparen,’ zegt ze telkens, waarop ze haar handjes niet of slechts vluchtig afspoelt. De jongste generatie weet wel al hoe laat het is en gedraagt zich meteen navenant, al geldt dat hoogstwaarschijnlijk allesbehalve voor alle zesjarigen en is dit natuurlijk niet meer dan trotse omapraat. Wat daar ook van zij: ik doe Mina dat zuinig handen wassen al maanden na, oud geleerd na niet jong gedaan.

Leef nog lang en gezond, beste senioren, en tot ziens op een klimaatbetoging,

Brigitte Raskin

“Want de verteller zet een waar verhaal graag naar zijn hand.”

Brigitte Raskin