K van KAASSOUFFLÉ

Lievelingsgerecht

Literaire Scheurkalender, 21/22-5-2005

Het was het lievelingsgerecht van de familie en alleen tante Tata kon het bereiden: kaassoufflé, niet in een vuurvaste schotel in de oven, maar in een gesloten ijzeren vorm au bain-marie. Omdat Tata een gewone kookpot gebruikte en de opstijgende waterbelletjes – net onder het kookpunt, net geen bubbels – de vorm konden doen kapseizen, legde zij er een schone baksteen op die ze speciaal voor dat doel tussen haar keukengerei bewaarde.
Het bouwsel stond een halfuur op het fornuis te borrelen. Dan, na het openen en omkeren van de vorm, gleed – le moment suprême – een luchtig kaasgebak op de schotel. Tata overgoot het met een dunne kaassaus vol garnaaltjes en sneed het met een mes in feestelijke taartpunten.

Ik erfde de gesloten vorm en het receptenboekje van Tata, waarin de kaasroux overigens wel in een vuurvaste schotel in de oven gaat en zijn samenstelling geen geheimen inhoudt (boter, bloem, melk, eieren, kaas, peper en zout, het kan culinair niet simpeler, boerser en ouderwetser).
Sinds die kostbare erfenis probeer ik het Tata op haar manier na te doen, een baksteen in de aanslag. Maar telkens wanneer ik de vorm keer, blubbert de roux in elkaar op de schotel, met enkel in het midden een vermoeden van hoe het zou moeten zijn. Serveren met witte wijn.

“Want de verteller zet een waar verhaal graag naar zijn hand.”

Brigitte Raskin