B van BEZEMPJE

Brief

Literaire scheurkalender, 8-2-2007

Kunstenaarsbrieven zijn dikwijls ook kunst en hebben soms de levendigheid van vogelgekwetter. Zie, hoor Albrecht Dürer. Hij schreef op 7 februari 1506 vanuit Venetië een brief naar zijn goede vriend en stadsgenoot in Neurenberg, Willibald Pirckheimer, een geleerd man, tot vandaag beroemd als humanist, in die tijd ook bekend als bon-vivant. Pirckheimer was een paar jaar eerder weduwnaar geworden en hield er nu een schare minnaressen op na, zo te lezen vertrouwelijke gespreksstof onder de twee vrienden, beiden dertigers. Dürer eindigt zijn brief over vriend en vijand in Venetië dan ook door zowel kameraadschappelijk als ironisch te informeren naar de meisjes van zijn vriend. Is er soms niet eentje gestorven die nu dan moet worden vervangen? Bijvoorbeeld die "van dicht bij het water"? Of Bloempje, Bezempje of het Hondenmeisje? Die naamgeving komt van mij, want Dürer benoemt de meisjes niet, maakte wel tekeningetjes in zijn rebus van een zin, een fris bloempje met blaadjes, een waaiervormig bezempje en een dartel hondje. 
De meisjes zijn intussen allemaal lang geleden gestorven, maar ze worden nooit vergeten, integendeel, Bloempje blijft fris, het Hondenmeisje dartelt nog altijd mee met haar beestje, en Bezempje, arme Bezempje, ook zij is onvergankelijk, nu eenmaal met dat imago vereeuwigd.

“Want de verteller zet een waar verhaal graag naar zijn hand.”

Brigitte Raskin