B van BEELDHOUWEN

Een beeld heeft meer dan drie dimensies

Inleiding catalogus van het werk van beeldhouwster Maria van Herreweghen, 2019  


Op het strand van Carrara was een stukje hout van een tien centimeter aangespoeld. Wat een kind spontaan zou doen, deed ook Maria van Herreweghen. Ze raapte het houtje op, bevoelde en keurde het zoals ze nog pas een blok wit marmer had bevoeld en gekeurd en nam het met zich mee. Er zat nog leven in, want een paar dagen later ontvouwde het zich als een boek.

Het houtje staat kleintjes op een voetstuk naast het werk waartoe het Maria inspireerde, een abstract beeld in Belgische zwarte marmer uit Mazy dat je niet bekijkt zonder het te bevoelen en je hand langs de inkeping te laten glijden. Dat doe je ook bij het witte beeld in Carrara dat ernaast staat, al doe je het voorzichtiger. Wit oogt minder robuust dan zwart.

Abstract? Maar dan wel geïnspireerd door iets concreets. Door de natuur en de vorm die zij aan de dingen geeft, en doorgaf aan Maria in een werk als ‘Stronk’. Door oude monumenten en de ziel die zij bewaren, en die Maria in ‘Ziggurat’ legde. Door de geheimzinnige megalieten. Die kregen in hun ver verleden een eerste bewerking, en Maria zet die voort in modern werk dat ze samenvat als ‘dolmen revisited’.

Marmer, arduin, klei, brons zijn overigens nooit enkel abstract, ze zijn ook tastbaar. Vooral voor de kunstenaar zelf, die vaardig kapt, klieft, breekt, klopt, beitelt, schuurt of - ander materiaal, andere aanpak – boetseert. Handenwerk om in op te gaan, iets waar vrouwen goed in zijn. Maria leerde het ambacht als twintiger en ging er zich dan persoonlijk in uitleven, gedreven door wat haar boeit en intrigeert.

De vorm primeert, en vervolgens refereert. De torso natuurlijk aan de klassieken, een naamloos zwart abstract verrassend aan de nijlpaarden van de Egyptenaren. Door dat werk te zien, wordt de stap naar de dierenbeelden die Maria tussendoor zette, volkomen begrijpelijk. De beer, zeehond, olifant, neushoorn, eigenlijk ook werken waarvan de vorm primeert, ronde of hoekiger lijnen, figuren.

Ze ging ook bustes maken – de sterkste portretten, omdat ze driedimensionaal zijn, maar ook de moeilijkste portretten, omdat ze op hun best behalve gelijkend ook levendig zijn. Maria begon met vingeroefeningen en maakte dan in terracotta – voelbaar liefdevol – de beelden van haar ouders. De levendigheid zit ‘m in de fijne glimlach rond hun mond, de originaliteit in het ijzeren brilletje dat de moeder kreeg opgezet.

Het was haar moeder die Maria aanzette om door te zetten met beeldhouwen en het is van het moederportret dat het maken stap voor stap bewaard bleef. Het volle kleibeeld, het eerste ontwerp dat de moeder kort voor haar dood nog zag. De mal in plaaster, gelig en leeg, het lijkt wel een dodenmasker. En dan het terracottabeeld dat in die mal vorm kreeg en werd vervolmaakt tot een voor altijd zelfbewuste, rustige vrouw.

De vader van Maria, de onvolprezen dichter, eerde zijn vrouw op zijn manier, in woorden. Ook hij vond dikwijls inspiratie in de natuur, en misschien was hij het die zijn dochter wees op de bijzondere vorm van een wolk, boom of tumulus. Hij schreef trouwens alvast neer wat zij al doende ondervindt: steen ‘kan men lezen op de tast’ – een mooi motto voor een beeldenpark, geschikter dan een aanraakverbod.

De kop van een dier is eigenlijk ook een portret, zij het meer standaard dan dat van een mens. Andere beeldhouwers maakten er geen werk van, Maria deed het met verve. En heel anders dan opgezette dierenhoofden – relicten – zijn haar paard, steenbok, aap, zebra, ezel, koe levendige exemplaren van hun soort. Hun oren zijn gespitst, hun oogopslag is rustig, ‘het donker kalveroog’ zag ook de dichter.

Zo vader, zo dochter, het blijft terugkeren. Hij las over de bijbelse koning Uzzia en legde hem een universele klaagzang in de mond. Zij zag in het Louvre-Lens een oeroude Bactrische prinses en modelleerde haar hedendaags, in veelvoud. Voegde aan de oud Afghaanse, hoogpolige jurk een feestelijke hoed toe en gaf haar prinsessen symbolische geschenken mee, vissen, een ster, hart, duif, waterkruik.

Verwondering en onderzoek inspireren, bewondering stimuleert. Maria houdt van de groten in haar vak, Brancusi, Jespers, Marini. En van duizendpoot Louise Bourgeois, de laatbloeier die bijna negentig was toen ze met de monumentale ‘Maman’ aanknoopte bij een tekening van decennia eerder. Werk en leven staan elkaar soms in de weg, Maria was zestig toen ze terug leerling werd aan een kunstschool.

Bijleren en tussen anderen bezig zijn om haar vorderende leeftijd ‘af te wenden’, bekent ze over haar bescheiden werkwijze die contrasteert met haar vastberaden gedrevenheid. ‘Een beeld heeft meer dan drie dimensies’, zegt ze ook. Dat klopt: de trefzekerheid waarmee Maria van Herreweghen haar beelden zelfzeker vormgeeft, geeft hen ook een diepte mee die peilt naar wat ze voelt en denkt en wie ze is.

“Want de verteller zet een waar verhaal graag naar zijn hand.”

Brigitte Raskin