A van ANSJOVIS

Literaire Scheurkalender, 8/9-10-2005

“Klopt het, in verband met de salade, dat jij geen ansjovis lust?” vraagt de vriendin van mijn zoon in een mailtje. Mijn man en ik zijn in aantocht voor een bezoek aan het jonge stel, een dagreis naar Parijs. Daar zijn ze voor zijn werk en haar talenkennis terechtgekomen en beoefenen ze de levenskunst à la Française.
“Dat klopt,” antwoord ik, “ik houd niet zo van ansjovis in salade en houd van niets dat uit blik komt.”
Haar wederwoord laat niet op zich wachten: “Echte ingepekelde ansjovis, uit Collioure, de Franse stad met de grootste vangst, komt niet uit blik en is eerder nogal bewerkelijk dan gemaksvoedsel. Je fileert ze zelf en weekt ze in melk om het teveel aan zout te verwijderen. In kleine stukjes, samen met dunne flinters zuurzoete kweeperenpasta over een bittere slasoort, aangemaakt met frambozenazijn en knoflookolie, is het een delicatesse. Dit ter verdediging van onze slakeuken.”
Die zit. Waarna zij vervolgt: “Maar maak je geen zorgen, we zullen even denken over iets anders. Tot zaterdag.”
Ik verweer me nog, bericht dat mijn man dol is op ansjovis en ik verlekkerd ben op zulke delicatessen. Maar het jonge stel is onverbiddelijk, serveert ons die zaterdag een uitstekende lunch, perfect aangemaakte salade, fijne vleeswaren, kaas en wijn, geen blikvoedsel, maar ook geen ansjovis uit Collioure.  

“Want de verteller zet een waar verhaal graag naar zijn hand.”

Brigitte Raskin