C VAN CITATEN JA

Ons paradijs lekt

Johan Anthierens in Knack, ‘Ooggetuige’, 10 januari 1979

Want ik wil als een leeuwerik eindigen, kinderen. Geef jullie glans niet op, stop niet in volle groei, word verder groot en repareer dat paradijs van ons. Het lekt aan alle kanten. I know, de infantiele memel zit in de geesten van de groten, maar jullie komen eraan! Jullie liefde moet het van de lafheid winnen. Lafheid is een boosaardige ziekte, alle dapperen lijden aan lafheid. Jullie komen eraan, maar ga niet wild tekeer, wees niet te enthousiast, temper de illusies, leer enkele knepen van de gebaarde wolven. Leer kanonnen belachelijke uitvindingen vinden, sta vreemd tegenover parades (daar lopen mensen in verloren), treed een ander mens alleen tegemoet om zijn hartenklop te voelen, om hem/haar te betasten, te aaien, in de ogen te kijken, van de lippen te proeven, maar pas op met kinderen maken. Kinderen, zorg eerst dat het plastic puin geruimd wordt, ga met een schuimspaan over de vervuilde wateren, kweek weer meikevers, leer de kikkerbillen weer kwaken, haal de arme kippen uit hun batterijgoelag, zet de hanen weer op legkippen, zorg dat er opnieuw zonsopgangen komen en vooral, bemin, bemin, bemin.

“Want de verteller zet een waar verhaal graag naar zijn hand.”

Brigitte Raskin